Het is zo’n zeldzaam warme zomermiddag waarop de tijd zichzelf lijkt stil te zetten. Ik zit in de tuin van mijn vakantieadres en kijk naar een vijgenboom. Niet een enorme, oude reus, maar een frisse, levendige boom die in al zijn eenvoud iets onaantastbaars uitstraalt. De takken hangen zwaar van de vruchten, rond en sappig, alsof ze elk moment kunnen openbarsten onder de druk van hun eigen zoetheid.
De vijgenboom doet geen moeite. Hij is. Hij staat. Hij geeft. De merel heeft dat allang door. Vanuit het dichte groen van een conifeer, op nog geen twee meter afstand, vliegt hij heen en weer. Eerst schuchter, later haast routineus. Hij keert terug met een jong, ongeduldig en piepend, waarvoor de vijgen een dagelijks feestmaal vormen. De merel duikt met korte, zelfverzekerde bewegingen op de rijpste vruchten. Plukt, trekt, proeft. De natuur laat zich niet haasten; toch gaat het allemaal razendsnel.
Later in de middag volgt een tweede ronde. Alsof er een schema is afgesproken, onzichtbaar maar glashelder. De merel komt, neemt, verdwijnt. En dan, in de schemering, verschijnt een onverwachte gast: een muis. Een klein, haast onopvallend grijs diertje, dat zich plotseling ontpopt tot een ware acrobaat. Hij klimt via de smalle takken en zoekt zijn weg naar een vijg die eerder door de merel is opengewerkt. Het tafereel heeft iets komisch, iets aandoenlijks zelfs: het beestje balanceert, vliegt heen en weer alsof hij niet kan kiezen tussen honger en voorzichtigheid.
Wat me frappeert, is dat geen van beiden, merel noch muis, zich iets aantrekt van mijn aanwezigheid. Ik zit op nog geen twee meter afstand. Alsof ze begrijpen dat ik hier enkel ben om te kijken, te verwonderen.
En ik verwonder me. Over hoe vanzelfsprekend het allemaal lijkt te gaan. Zonder overleg, zonder agenda, zonder vergaderingen over wie wanneer welke vijg krijgt. De natuur is volmaakt georganiseerd. Ieder wezen kent zijn plek, zijn rol, zijn ritme.
Misschien is dat de les van deze boom. Van deze merel. Van deze muis. Dat niet alles gepland hoeft. Dat de grootste rijkdom soms schuilt in het durven stilvallen.
Dus blijf ik zitten. Ik neem waar. Ik adem. Ik geniet.